Jan keert terug naar huis wanneer zijn vader op sterven ligt. Eenmaal thuis denkt hij terug aan vroeger, hoe zijn dominante vader het gezin regeerde en over zijn moeder, die daar op haar manier mee omging. En over zijn broer Peter die vroeg overleed, waarbij Jan vraagtekens plaatst en zich afvraagt of hij wat van doen had met diens dood. Ook passeren Koosje, die tijdens de oorlog bij het gezin onderdook, en Serpentina Jans gedachten.