Kyoto, 1863. De wind van de opstand wakkert de vlammen aan van een Japan dat wordt geplaagd door ongelijkheid en wordt gedomineerd door de suprematie van de inheemse bevolking die buitenlanders fel afwijst. Nio, een jonge wees met doordringende blauwe ogen en gedreven door een scherp rechtvaardigheidsgevoel, streeft ernaar deze samenleving diepgaand te transformeren. Zijn ontmoeting met Toshizô Hijikata en Sôji Okita, twee ronins die tot de Shinsen Gumi en de “Miburo”-groep behoren, zal in hem de gloeiende kolen van rebellie weer aanwakkeren, klaar om de hele natie in vuur en vlam te zetten.